Inbreng van een huurovereenkomst

Terug naar overzicht

Noot bij Gerechtshof Amsterdam, 15 december 2015  ECLI:NL:GHAMS:2015:5260

JOR 2016/256 

  1. Het gaat in dit arrest om de vraag of een huurovereenkomst door contractsoverneming is overgegaan op een nieuwe huurder. De huurder (een natuurlijke persoon met een eenmanszaak) gaat op enig moment een vennootschap onder firma (vof) aan met een aantal derden. In het vennootschapscontract wordt bepaald dat iedere vennoot de ‘te zijnen name gestelde contracten, voor zover deze betrekking hadden op het door de vennootschap uitgeoefende bedrijf’ inbrengt in de vof. Na het faillissement van de huurder stellen de (overige) vennoten van de vof dat zij door contractsoverneming partij zijn geworden bij de huurovereenkomst. De verhuurder betwist dat. Of van de contractsoverneming mededeling is gedaan aan de verhuurder en of er medewerking is verleend staat tussen partijen ter discussie.
  2. De procedure spitst zich toe op de vraag of het vennootschapscontract, gelet op de bewoordingen daarvan, kan worden beschouwd als een akte van contractsoverneming. Het hof komt om twee redenen tot het oordeel dat dit niet het geval is (r.o. 3.8). In de eerste plaats leidt het hof uit de inhoud van het vennootschapscontract af dat de vennoten zich daarbij slechts hebben verplicht tot het inbrengen van bepaalde overeenkomsten, niet dat zij daarbij ook daadwerkelijk overeenkomsten hebben ingebracht. In de tweede plaats meent het hof dat aan de hand van de tekst van het vennootschapscontract niet voldoende bepaalbaar is welke rechtsverhouding overgaat. Het hof overweegt dat uit de akte van contractsoverneming moet blijken dat de gezamenlijke wil van partijen (overdrager en overnemer) is gericht op de overgang van de contractuele rechtspositie als eenheid en dat uit de akte tevens moet blijken welke rechten en verplichtingen precies overgaan. Een akte van contractsoverneming moet, volgens het hof, voldoen aan het vereiste dat de overgenomen rechtsverhouding voldoende bepaalbaar is, omdat de wederpartij moet (kunnen) weten waar zij al dan niet haar medewerking aan verleent. Beide punten verdienen bespreking, te beginnen met het tweede punt.
  3. Het is op zich juist dat bij een contractsoverneming voldoende bepaalbaar moet zijn welke rechtsverhouding wordt overgenomen. Maar dat betekent niet dat in de akte ook moet zijn vastgelegd welke rechten en verplichtingen precies overgaan. Het is bovendien niet zo dat de akte voor de wederpartij duidelijkheid moet bieden over de over te nemen rechtsverhouding. De akte van contractsoverneming moet worden opgemaakt tussen overdrager en overnemer, de wederpartij hoeft daar niet bij betrokken te zijn. Voor de geldigheid van de contractsoverneming is niet nodig dat de wederpartij kennis neemt van de akte en dus ook niet dat hij uit de akte kan opmaken welke rechtsverhouding overgaat. Het is voldoende als het voor de wederpartij duidelijk is waaraan hij medewerking verleent. Die duidelijkheid kan worden verkregen uit de akte, maar ook uit bijvoorbeeld mededelingen van de overdrager en overnemer. Bescherming van de wederpartij tegen nadelige gevolgen van contractsoverneming moet worden gezocht in het medewerkingsvereiste, niet in het akte-vereiste. De wederpartij voor wie niet duidelijk is welke rechtsverhouding wordt overgenomen, kan zijn medewerking weigeren totdat hij voldoende duidelijkheid heeft.
  4. Het aktevereiste bij contractsoverneming is in de wet opgenomen in aansluiting op het aktevereiste bij cessie. Zie Parl. Gesch. Boek 6 BW, p. 584. Voor de vraag of bij een contractsoverneming voldoende bepaalbaar is welke rechtsverhouding wordt overgenomen, moet dan ook aansluiting worden gezocht bij de maatstaf die bij cessie wordt gehanteerd. De Hoge Raad acht het bij cessie voldoende wanneer de akte zodanige gegevens bevat dat aan de hand daarvan, eventueel achteraf, kan worden vastgesteld om welke vordering het gaat. Zie onder meer HR 16 juni 1995, NJ 1996/508, m. nt. Kleijn (Ontvanger/Rabobank IJmuiden). Het is niet nodig dat in de akte van cessie wordt gespecificeerd welke rechten precies overgaan. In aansluiting hierop moet het ook bij contractsoverneming voldoende worden geacht indien aan de hand van de gegevens in de akte , eventueel achteraf, kan worden vastgesteld welke contracten zijn overgenomen. Voor de aanvullende eis dat de akte van contractsoverneming vermeldt welke rechten en verplichtingen precies overgaan bestaat geen wettelijke grondslag. De overgang van de rechten en verplichtingen uit een overeenkomst is het rechtsgevolg van een contractsoverneming. Zie art. 6:159 BW. Voor de geldigheid van de overneming is niet vereist dat dit rechtsgevolg in de akte wordt beschreven. In de meeste zaken waarin de inhoud van de akte van contractsoverneming ter discussie staat wordt deze eis ook niet gesteld. Doorgaans wordt in de rechtspraak aan de hand van een redelijke en op de praktijk afgestemde uitleg beoordeeld of het document dat partijen als akte van contractsoverneming beschouwen ook als zodanig dienst kan doen. Zie bijv. Rb. Rotterdam 1 juli 2009, ECLI:NL:RBROT:2009:BJ2100, Rb. Amsterdam 16 juli 2012, ECLI:NL:RBAMS:2012:BX1660, Rb. Dordrecht, 30 juli 2012, ECLI:NL:RBDOR:2012:BX5073, r.o. 5.
  5. Dit brengt mij op het andere door het Hof genoemde punt, dat het vennootschapscontract geen akte van contractsoverneming is omdat daarin niet tot uitdrukking is gebracht dat bepaalde overeenkomsten worden overgenomen, maar slechts dat partijen zich tot overneming verplichten. In de praktijk komt het regelmatig voor dat overeenkomsten worden ingebracht in personenvennootschappen of rechtspersonen, zonder dat er een afzonderlijke akte van contractsoverneming wordt opgemaakt. Partijen beschouwen de (notariële) inbrengakte of het vennootschapscontract dan tevens als akte van contractsoverneming, ook als de tekst daarvan niet letterlijk op overneming gericht is, maar slechts een verplichting tot overneming in het leven roept. Volgens de maatstaf die in dit arrest wordt gehanteerd komt in al die gevallen geen contractsoverneming tot stand. Naar mijn oordeel is die benadering te rigide. Een redelijke uitleg kan meebrengen dat ook een akte die naar haar bewoordingen slechts de verbintenis tot overneming omschrijft, wordt beschouwd als rechtsgeldige akte van contractsoverneming. In HR 29 juni 2001, NJ 2001/662 (Meijs q.q./Bank of Tokyo) is bepaald dat een pandakte niet met zoveel woorden een tot verpanding strekkende verklaring hoeft te bevatten, maar dat voldoende is dat aan de hand daarvan, eventueel in onderling verband en samenhang met andere akten of andere feiten kan worden vastgesteld dat de akte is bestemd tot verpanding. Aan de akte van contractsoverneming stelt de wet, net zo min als aan de akte van verpanding, de eis dat daarin uitdrukkelijk een tot contractsoverneming strekkende verklaring is opgenomen. Het rechtsverkeer is niet gediend met de strenge eisen die in dit arrest worden gesteld aan de bewoordingen van de akte van contractsoverneming en deze eisen zijn ook niet in lijn met de bestaande rechtspraak over de akte van contractsoverneming, cessie en verpanding.
  6. Dat het vennootschapscontract in deze zaak allicht als geldige akte van contractsoverneming had moeten worden beschouwd, betekent niet dat er ook een geldige contractsoverneming heeft plaatsgevonden. Voor contractsoverneming is, naast een geldige akte, medewerking van de wederpartij vereist. Uit de vaststaande feiten in deze zaak lijkt te volgen dat aan de verhuurder geen (toereikende) mededeling is gedaan van de contractsoverneming. Als de wederpartij geen kennis heeft van de contractsoverneming, kan niet worden aangenomen dat zij daaraan (stilzwijgend) medewerking heeft verleend. Zie HR 7 maart 2003 (DTS/Bribus) ECLI:NL:HR:2003:AF1413 en Rb. Arnhem 11 januari 2006, ECLI:NL:RBARN:2006:AV5362.

Mr. M. Huizingh, advocaat en onderzoeker bij het Onderzoekscentrum Onderneming & Recht van de Radboud Universiteit Nijmegen.